Aanbevolen boeken
© Serif Templates -


Lied + verhaal
Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen
(Oorspronkelijke titel: O Du mein Trost und süsses Hoffen)
Gezang 118 Liedboek voor de kerken 1973, 595 Joh. De Heer.
Dit alom bekende adventslied werd geschreven door Karl Wilhelm Osterwald, die op 23 februari 1820 geboren werd in Bretsch bij Osterburg in Altmark (in de deelstaat Saksen-
Voor het middelbare onderwijs ging hij allereerst naar het Gymnasium van rector Danneil in Salzwedel en aansluitend, op zijn veertiende, naar de Latijnse middelbare school van de Frankesche Stiftungen in Halle an der Saale. Hoewel rector Danneil Karl Wilhem had aangemoedigd plantkunde te gaan studeren, maakte Karl Wilhel dankzij een aantal uitstekende leraren (zoals Bergk, Eckstein en Scheibe) dieper kennis met filologische studies wat hem deed besluiten om van 1840-
Hij heeft met zijn beste kunnen aan deze instituten gewerkt totdat hij in de herfst van 1886 te maken kreeg met een ernstige longziekte waaraan hij uiteindelijk op 25 maart 1887 in Mülhausen (Thüringen) overleed. Het ongeveer acht dagen voor zijn dood sterven van zijn innig geliefde vrouw, die hem met toegewijde trouw had verpleegd, heeft hij niet meer meegekregen.
Twee jaar na zijn dood, op 18 juni 1889, werd er op aandringen van een voormalig leerling, Richard von Hertwig, door dankbare scholieren en trouwe vrienden voor hem in Mühlhausen (in het Mühlhauser Stadtwald) een gedenkteken opgericht.
Tijdens zijn verblijf in Mühlhausen publiceerde Karl Wilhelm Osterwald, die naast leraar, schrijver en dichter van met name kerkpoëzie/kerkliederen ook een groot natuurliefhebber was, natuur-
Osterwald wordt wel gezien als een vertegenwoordiger van het Duitse post-
Toen het lied ‘Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen’ in 1911 als nr. 41 in de Oude en Nieuwe Zangen van Maria van Woensel Kooy (1875-
Het lied spreekt zeker in het origineel, daar waar in zoveel woorden benadrukt wordt dat Christus in ons persoonlijk geboren moet worden, een dusdanige oprechtheid, dat het niet verwonderlijk is dat het tot het post-
Het origineel:
O du, mein Trost und süßes Hoffen
O du, mein Trost und süßes Hoffen,
Laß mich nicht länger meiner Pein;
Mein Herz und Seele steht dir offen,
O Jesu, ziehe bei mir ein.
Du Himmelslust, du Erdenwonne,
Du Gott und Mensch, du Morgenglanz,
Ach komm, du teure Gnadensonne,
Durchleuchte meine Seele ganz!
O daß du doch mein Herz dir machtest,
Zu deinem Kripplein, Kindlein hehr,
Und darin schlummertest und wachtest,
Als wenn es deine Wiege wär.
Dann wär in Wahrheit mir gegeben
Ein selig Ende meiner Pein.
Ach Herr, daß du in mir kannst leben,
Woll erst in mir geboren sein!
O Heiland, stille mein Verlangen,
Mit deines Kommens Seligkeit.
Voll Demut will ich dich empfangen,
Mein Herz und Seele steht bereit,
Mein Denken, Herr, und all mein Sinnen
Ganz deinem teuren Dienst zu weihn,
O laß mich deinen Trost gewinnen,
O Jesu, ziehe bei mir ein!


Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen

Terug


