© Serif Templates -
Lied + verhaal
Neem mijn leven laat het Heer, Johannnes de Heer 463 (lied 473 liedboek van de kerken 1973)
Dit overbekende lied is een van de vele geestelijke liederen geschreven door Frances Ridley Havergal. Frances werd als jongste van zes kinderen geboren op 14 december 1836 in Astley in het graafschap Worcesterhire, Engeland. Haar ouders, Jane en William Henry Havergal, waren oprecht gelovig en haar vader was predikant van de Anglicaanse kerk van Astley. Ze groeide op in een hecht en warm gezin dat zich kenmerkte door muzikaliteit en waar het geloof een centrale plaats innam. Als jongste kind was Frances, mee door haar open, zonnig en spontane karakter, de lieveling van heel het gezin. Al op haar tweede jaar kon zij zich uitstekend uitdrukken en al snel bleek dat Francis over een uitnemend verstand beschikte. Zo kon ze al op haar derde levensjaar lezen en wat vaak vonden haar ouders haar in een of ander hoekje, meestal onder de tafel, zichzelf vermakend met een boek. Op haar vierde was ze in staat de Bijbel te lezen alsook boeken voor volwassenen. Zonder veel hulp bleek ze al snel te kunnen schrijven. Vrij snel daarop leerde ze zelfs Frans en natuurlijk werd muziek een volgend studieonderwerp waarin zij zich bekwaamde. Niettegenstaande de intellectuele vaardigheden bleek haar gezondheid minder sterk waardoor systematisch studeren werd afgeremd. Als zevenjarige schreef ze met opmerkelijk gemak haar eerste verzen en haar gedichten werden al vrij gauw opgenomen in vooraanstaande religieuze periodieken. Ondanks dit alles was ze uiterst bescheiden en wel degelijk kind. Zo hield ze er bijvoorbeeld van in bomen en op muren te klimmen. Leergierigheid kenmerkte haar. Toen bijvoorbeeld op zeker ogenblik in huis Duitse les werd gegeven, zorgde zij ervoor een plekje in de kamer te vinden om zoveel mogelijk op te kunnen vangen. Toen bleek hoeveel zij van die lessen had opgepikt, mocht ze uiteindelijk de les volgen.
Francis had bijzonder veel plezier in ritme en rijm. Het muzikale en dichterlijke talent had Francis van vooral haar vader en wat vaak zongen die beiden samen. Ondanks dit alles bleek dit vrolijke intelligente meisje te tobben met een groot probleem dat zwaar op haar drukte maar wat ze voor zelfs degenen die haar het meest na stonden, wist te verbergen. Toen ze 22 jaar was, schreef ze erover in een soort autobiografie. Uit wat ze schreef komt naar voren dat ze van binnen heel wat minder vrolijk was dan ze naar buiten toe deed vermoeden. Ze worstelde met het liefhebben van God. Als jong kind (tussen haar zesde en achtste jaar) had een preek (niet van haar vader) een diepe indruk op haar gemaakt. Er was in de boodschap dusdanig nadruk gelegd op de hel, oordeel en hoe verschrikkelijk het wel niet was om te vallen in de handen van de levende God, dat zij er een heel angstig en akelig gevoel aan had overgehouden. Ze vertelt dat die preek haar achtervolgde en haar vanuit een soort onrust tot gebed had aangezet om een nieuw hart, maar er gebeurde eigenlijk niets en dat maakte haar ongeduldig en ongelukkig. Ze had de idee en het gevoel God niet te kunnen vinden en niet echt meer te kunnen genieten. Op haar achtste werd ze diep geraakt door de regel van William Cowper die zegt: 'My Father made them all' (Mijn Vader heeft dit alles gemaakt!) en zegt ze: 'Dat was wat ik ook met heel mijn hart wilde kunnen zeggen'. In waarschijnlijk, volgens haar eigen zeggen, het voorjaar van 1845 kwam die regel opnieuw in alle kracht bij haar omhoog en vertelt ze: 'zei ik bij mezelf: Oh als God het me zou vergunnen dat ik nog voor de zomer christen werd'. Zo groot was haar verlangen naar Hem en naar het mogen genieten van al zijn werken! Als ze elf jaar is, sterft dan ook nog eens, na een lange lijdensweg, haar moeder. Op haar sterfbed had haar moeder tegen haar gezegd: 'Jij bent mijn jongste kleine meisje en ik voel een grotere zorg voor jou dan voor de anderen. Ik bid dat de Heilige Geest je leidt. Onthoud dat niets dan het kostbare bloed van Jezus je rein en acceptabel voor God kan maken. Fanny, bid dat God je klaarmaakt voor datgene waarvoor Hij je wil gebruiken'. Deze woorden zijn haar altijd bij gebleven.
Hoewel ze diep naar God verlangde, domineerde angst voor Hem sinds het horen van die bewuste preek een lange tijd haar leven. Tussen haar dertiende en veertiende jaar leek het, zoals ze zelf beschrijft, of er innerlijk een mantel van droefheid om haar heen was geslagen wat haar bracht tot een nog vuriger bidden om geloof: 'O, te geloven in Jezus, te geloven dat Hij ook mij vergeven heeft'. Op de school die zij bezocht, we schrijven 1850, zaten veel meisjes die overgegeven christen waren en hoe benijdde zij die! De directrice van de school, die niet schroomde openlijk voor haar geloof uit te komen, sprak daarover met de kinderen en bad met hen. Dit zorgde ervoor dat ze met een van de medeleerlingen ging spreken over hoe zij zich voelde. Dit gesprek heeft haar geholpen, meerdere gesprekken volgden en ze dronk de woorden over Jezus en verlossing. In december van 1850, om precies te zijn op zondag 8 december, was het een andere schoolvriendin die haar vertelde dat zij Jezus als haar persoonlijke Verlosser had gevonden. 'Je hoeft alleen maar tot Hem te komen en Hij neemt je aan. Hij houdt van jou, zelfs als je dat nu nog niet weet'. Na deze gebeurtenissen was het voor Fanny minder moeilijk om zich open te stellen voor anderen. Niet lang na dit alles raakte zij in gesprek met Miss Cooke die niet veel later letterlijk haar tweede moeder zou worden. Het was Miss Cooke die haar, nadat Francis haar had verteld hoe ze er naar verlangde zekerheid van vergeving te ontvangen, vroeg waarom ze zichzelf niet aan de Verlosser toevertrouwde. Frances die ineens hoop greep, antwoordde: 'Dat kan ik!' rende naar haar kamer en ging op haar knieën en gaf zichzelf in gebed aan Jezus -
Toen zich kort daarop ernstige oogklachten voordeden bij haar vader, die intussen met Miss Cooke was getrouwd, vergezelde zij hen naar Duitsland waar haar vader (n.b.!) hulp zocht bij een toentertijd bekend occultist. Francis bezocht in die tijd een school (de Louisenschule) in Düsseldorf waar zij opvallend presteerde maar, waar zij veel weerstand ontmoette wat haar geloof betrof. Na de schoolperiode daar verbleef ze nog een tijdje bij een Duits predikantengezin waaraan ze goede herinneringen overhield. Weer terug in Engeland leerde ze Grieks van haar vader wat haar in staat stelde nog meer en beter het Nieuwe Testament te bestuderen. Haar leven kenmerkte zich door haar omgang met God en op haar tweeëntwintigste kende ze het hele Nieuwe Testament, de Psalmen en Jesaja uit haar hoofd! Intussen bleef ze schrijven en toen ze zevenentwintig was, was ze al door publicaties bij velen bekend. Opbrengsten van haar publicaties werden veelal besteed in het werk voor de Heer.
In 1870 overlijdt plotseling haar vader, maar juist een verlies als dit maakte voor haar, zoals zijzelf getuigde, de Goddelijke beloften meer reëel. Het is vanaf dan dat ze ook melodieën gaat componeren bij haar gedichten die ze biddend schrijft.
Drie jaar na deze droeve gebeurtenis werd ze diep gezegend door het lezen van een klein boekje met de titel 'All for Jesus', het bracht haar naar eigen zeggen nog dichter in de gemeenschap met haar Heer. Ze ontdekte dat het Woord, zoals het zelf zegt, haar reinigde. Het is in deze periode dat voor haar het 'alles voor Jezus' hoe langer hoe belangrijker gaat worden. Geen half christen zijn, maar helemaal voor Hem alleen! Het is vanuit dit ervaren dat het lied opkomt: Neem mijn leven laat het Heer toegewijd zijn aan Uw eer. Helemaal voor Hem, alles voor Hem!
Wanneer Francis in 1874 terugkeert van een geslaagde herfstvakantie in Zwitserland krijgt ze plotseling koorts. Ze blijkt buiktyfus te hebben en verkeert lange tijd tussen leven en dood. Er werd veel voor haar gebeden en ze herstelde geleidelijk aan. Zelf geeft ze aan, dat ze wat graag naar haar hemelse vader was gegaan. Enkele maanden later krijgt ze een terugval. Ze zegt aan haar zuster Maria dat ze zich volkomen veilig weet in de handen van God. Het herstel verloopt traag. Toen ze zich voldoende hersteld voelde, ging ze direct aan de slag met het opzetten van de liedbundel 'Songs of Grace and Glory', maar een week later was haar werk door vuur vernietigd en moest ze alles opnieuw maken, ook de muziek van haarzelf en van anderen. De Heer leerde haar, naar eigen zeggen, geduld. Haar gezondheid bleef broos en meerdere keren was ze ernstig ziek. Maar in al deze beproeving bleef ze rotsvast geloven in haar Heer en vertrouwde zich volkomen aan Hem toe. In perioden van gezondheid hield ze zich aan een strak werkschema en vermeed de late uren. Centraal in al haar werk stond het bezig zijn met het Woord van God. De marges van haar Bijbel staan vol aantekeningen en verwijzingen. Ze werkte graag met een jaarrooster, zo ook voor 1879. Maar op 21 mei van dat jaar kwam ze nat en koud thuis en uiteindelijk ontwikkelde zich een buikvliesontsteking die haar fataal zou worden. Ze had hoge koorts en hevige pijn. Desalniettemin was ze blijmoedig. Toen de situatie verslechterde was haar reactie 'de sneller ben ik thuis'! Familieleden waren bij haar sterven dat één groot getuigenis was van haar rotsvaste vertrouwen in Hem in wiens handen ze heel haar leven had gelegd. Hij nam haar leven dat Hem zo was toegewijd in leven en in sterven.
De levensgeschiedenis van Frances Havergal was één getuigenis van en voor de inhoud van Neem mijn leven laat het Heer.
Neem mijn leven laat het Heer
Terug